In een puzzel kwam het woord ‘wandelhoofd’ voor. Ik dacht: dat had ik gisteren toen ik in het bos liep. Ik lette goed op wat ik om me heen zag want ik moest een stukje over ‘bodem’ schrijven. Dan ben ik alleen in mijn hoofd daarmee bezig terwijl ik wandel. Maar ook als ik geen ‘opdracht’ heb en wandel, dan ben ik bijna alleen bezig met wat ik zie, hoor, wat me opvalt, wat ik wil fotograferen. Dan heb ik een wandelhoofd terwijl ik eigenlijk slenter. Maar ik had geen idee wat er in die in te vullen ruimte in de puzzel moest komen. Nadat ik andere vakjes had ingevuld bleek het gezochte woord ‘pier’ te zijn.
Maar had er ‘pier gestaan’ dan had ik direct aan een worm gedacht. Maar dat waren te weinig letters voor de letterruimte van het ontbrekende woord. Uit mezelf was ik nooit op wandelhoofd gekomen. Maar als het niet lukt, dan is er nog altijd het helpende puzzelwoordenboek. Niet dat enorme dikke exemplaar dat mijn moeder gebruikte, maar gewoon een app op mijn telefoon of i-pad.