Wonderlijk dat er steeds weer nieuwe wonderwezens ontstaan, gewoon omdat iemand, hier Nel, blaadjes zoekt, droogt, voor ons neerlegt op tafel tijdens het schrijfcafé en zegt: maak daar maar een wonderwezen van.
Die bladeren hadden nooit kunnen vermoeden dat ze na hun herfstdans zo op papier zouden eindigen. Na het opplakken moesten we ons wezen laten vertellen hoe het is daar zo opgeplakt te liggen. Ik schreef dit:

Ik sta hier wat onwennig. Zo ben je een eend temidden van andere eenden en vervolgens word je een fabeldier, een wonderwezen. Ik had daar nog nooit van gehoord maar sinds vanochtend weet ik het. Ik ben dus een wezen geworden dat eigenlijk niet bestaat. Maar ja, je ziet me hier dus ik besta wel. Geen poten met zwemvliezen meer maar een sierlijk uitwaaierend blad. Geen vleugels maar vruchtjes van een boom. En om het nog gekker te maken houd ik ook nog eens een blad in mijn snavel en heb ik een soort tasje aan mijn vruchtvleugel.
Ik sta hier dus onwennig, dat snap je. Niks geen duik meer onderwater want ik moet nu droog blijven. Fabeldier, van mij hoeft het niet.