Weer geschreven naar aanleiding van een stuk tekst van Jan Kleefstra uit ‘Boswerk’:

…’een grote bonte specht peutert de laatste stukjes ochtend los, een blauwe reiger scheurt de stilte aan stukken.’ 

Deze woorden schreef hij tussen 7.15 en 8.20 uur. En wat voor woorden. Ik zie de grote bonte specht, die eigenlijk helemaal niet zo groot is, met die hamersnavel tussen de boombast zitten peuteren. Hier niet op zoek naar insecten maar bezig de ochtend los te trekken zodat het licht verder door kan komen en de ochtend zich helemaal kan ontplooien. En dat gebeurt niet luid zoals de specht dat anders doet, hard kloppend, nee, het gebeurt in stilte. 
Tot de blauwe reiger zijn grote snavel opent en met een rauwe schreeuw de stilte aan stukken scheurt. Zo heb ik nog nooit naar zo’n schreeuw gekeken maar vanaf nu dus wel.

Het proza van Kleefstra is beeldende poëzie. Ik blijf zinnen onderstrepen en denk vaak: had ik dat maar geschreven. Maar genieten van andermans woorden is ook een bron om zelf mee verder te gaan. Ik heb de Olympische Spelen even uitgezet om aan tafel te schrijven. Bij mij wordt de stilte nu doorbroken door een bevoorradingsvrachtauto van de supermarkt. Tja, ik woon tenslotten niet in een bos maar midden in het dorp. Maar het bos kan ik vanuit mijn raam zien, dus heb ik het goede van twee werelden om me heen.

Ik heb even gekeken naar foto’s die ik ooit maakte van een grote bonte specht maar kan die niet vinden dus maar een tekening geleend uit een oud boekje. De reiger heb ik eens vanuit een ander standpunt genomen toen ik opeens die prachtige rugveren zag. Dat was in Artis, daar kun je ze soms van heel dichtbij fotograferen.