Het derde stuk naar aanleiding van het gedicht ‘Zo is liefde’ van Kris Gelaude gaat over de regels 6 t/m 11:
En daarom zeggen:
doe maar,
ga maar,
zo lang, zo ver
als nodig is.
Kijk maar niet om.
Maar theorie en praktijk zijn twee verschillende dingen. In de jaren 50 gingen veel jonge mensen, ook oudere trouwens, een nieuw bestaan opbouwen ver weg over zee.
Veel ouders dachten toen ze de boot zagen vertrekken (enkele, zoals mijn schoonzus en zwager, gingen met het vliegtuig) : die zien we nooit meer terug.
Telefoneren was heel duur en gebeurde sporadisch en dan nog heel kort, brieven gingen soms wekelijks heen en weer. Geld om de kinderen op te zoeken was er zeker in het begin niet.
Nu kunnen we makkelijk bellen, zelfs beeldbellen en de reis is voor de meesten nu te betalen. Maar het gemis van niet even langs kunnen gaan voor een knuffel, een kop koffie, de kleinkinderen zien, dat blijft.
En nu veel jongeren na hun studie een tijdje gaan rondtrekken, het liefst in verre streken, moet je als ouder ook slikken als je je kind alleen met wat bagage door de douane van het vliegveld ziet gaan.
Wat waren wij blij toen onze oudste na de middelbare school naar Australië ging en zij veilig bij familie introk.
Als ouder weet je dat je de kinderen hun eigen pad moet laten gaan maar eigenlijk zouden we dat pad het liefst dicht in de buurt hebben. Dat geluk hebben wij en daar genieten we ook van.