MIJN MOEDER HOUDT SCHOONMAAK
Stof danst van bril tot bril
als ik haar vraag waarom.
‘dat moet nu eenmaal’, zegt ze,
haar hand om de fles Jif,
de veelbeproefde slagorde
van haar kootjes gereed.
Lammetjesgeblaat, merelgefluit,
kat op het dak; oude mannen
keuvelend op een bank in het park,
mattekloppers, kleedjeskloppers,
de duizelingwekkende caroussel
die ze zingt terwijl ze sopt.
Ieder jaar weer kwaad.
Welke natuur laat zich zo ringeloren,
welke knop barst gehoorzaam
groen open zodra zij een doek
om haar hoofd knoopt.
Vera Vlieger
Heerlijk dit gedicht zitten lezen op het balkon na een gezellige thee met een medebewoonster van onze flat. Stof kan wel even wachten, te mooi weer.