Jaren geleden schreef ik af en toe wat voor het blad De Heerlijkheden van de historische vereniging Oud Heemstede-Bennebroek. Op zoek naar iets anders kwam ik onderstaand stukje tegen dat een beetje bij het weer van dit moment past. Niet dat het echt koud is, maar het ziet er buiten toch wat wit uit en hele volksstammen verlangen naar glad buitenijs waarop urenlang geschaatst kan worden, zoals in de winters die hieronder beschreven staan.
De winter van 1572-1573 was in koud. Alle wateren waren bevroren. De Spanjaarden die Haarlem belegerden waren nauwelijks op die kou voorbereid. Een van hen, Bernardino de Mendoca beschrijft een voor hen onbegrijpelijk tafereel:
…’Wanneer ze hun houten schoenen onderbinden, klompen in de vorm van pantoffels, waarvan het voorstuk overeenkomt met de Spaanse abarcas of Moorse sandalen, dan gaan zij met zo’n zekerheid vooruit dat de boerinnetjes op hun hoofd manden met eieren of andere zaken dragen en dat nog wel in een ongelooflijke snelle vaart, vooral als de wind tegen hun achterste waait, want dan is er geen paard dat hen bij kan houden. De snelheid van deze schaatsenrijders is zo groot, dat men zou zeggen dat zij vliegen en een man kan zonder zich te vermoeien gedurende enige mijlen een slede voortduwen, die beladen is met zijn vrouw, kind, 150 kilo boter en evenveel kaas’…
…De bekende winterlandschappen van Breughel en Avercamp laten zien dat het in de winters rond 1600 al een drukte van belang was op het ijs. De eerste toertochten werden gereden. In oude kronieken wordt verhaald van vier Zaankanters die al in 1676 een rondrit door Noord-Holland maakten waarbij ze 12 steden aandeden.
Avercamp