Naar aanleiding van het gedicht’ Blad’ van gisteren, kwam bij mij de volgende herinnering:

Ik liep alleen door het herfstbos op een zondagochtend. Onder mijn voeten knisperden de al wat gedroogde bladeren. Af en toe zag ik een blad van een boom afkomen. Rustig, soms wat wervelend dalend, en soms weer een beetje terugkerend. Maar de weg omlaag is onherroepelijk.

Ik heb geen blad opgevangen voor het op de grond viel. Wel veel bladeren van de grond opgeraapt omdat iets in die bladeren mij trof. Meestal de kleur, maar ook vaak de al vergane bladeren waarin de nerven al waren bloot gekomen.
Het skelet van het blad dat sterker is dan gedacht.

Ik hoop niet dat ik opgepakt word als ik al half vergaan ben want de schoonheid van zo’n blad bezit ik dan zeker niet.
Maar ik hoop wel dat, mocht ik eens diep vallen, er een hand is die mij opvangt.