Gisteren liep ik het labyrint op het strand. Na afloop schreef ik:

Ik kijk rond op zoek naar iets om mee te nemen. Het moet me uitdagen want we gaan er vast over schrijven. En dan zie ik hem liggen, de oude veer die zijn vroegere schoonheid heeft verloren. Hij heeft iets treurigs maar toch ook nog zijn sterkte. Gerafeld, viezig, maar niet gebroken.
Dat is knap als je dat kunt. Je ziet er niet meer uit, je valt bijna uit elkaar van ouderdom, maar toch houd je jezelf bijeen. De ruggengraat rechtop. Je laat je niet zo makkelijk breken.
Wel verstop je je wat meer want ja, je ziet er niet echt appetijtelijk uit. Doch de kern is niet veranderd en dat ziet alleen degene die je niet achteloos voorbij loopt, maar even bij je stopt, je kort aandacht geeft, misschien opraapt en mee naar huis neemt.
Lang geleden dat een vriendelijke hand je aanraakte. Te vaak bleef je onopgemerkt, werd je met een onverschillige voet opzij geschoven.
Maar nu niet, nu lig je hier te pronk en word je even weer op waarde geschat: een veer die zijn taak heeft volbracht en nu mag rusten.