Ik heb het boek ‘In duizend zachte armen’ vol citaten van Etty Hillesum gelezen en heel veel aangestreept. Ik heb me voorgenomen bij ieder aangestreept stuk zelf te gaan schrijven naar aanleiding van dat citaat. Niet iedere dag, dat lukt mij toch niet, maar wanneer ik er zin in heb. Hier het eerste citaat.

Ik voel me als een samengebalde vuist en weet niet hoe tot ontspanning te komen. Ik zal mezelf dwingen iedere dag, al zijn het maar een paar woorden, te schrijven, anders word ik te vol.

Etty Hillesum.

Wat een mooi beeld is die samengebalde vuist. De vingers wit van het knijpen om de binnenpijn, de angst niet te voelen. Je voelt liever een andere pijn, nagels die diep in de huid drukken. Die samengebalde vuist is soms gebruikt als een protestteken bij de zwarte bevolking van Amerika. Maar hier is het een andere vuist, deze is door angst samengebald. Want wat hebben zij en de andere joden allemaal mee moeten maken, welke verhalen hoorden zij en in hoeverre wilden zij dat geloven. Want door te ontkennen red je het misschien net om nog door te leven. Maar voor Etty is het schrijven de ontsnappingspoging. Dat gaat niet vanzelf, hoe sterk zij ook is, zij moet zichzelf ertoe dwingen. Schrijven is een uitlaatklep, want wat zij neerschrijft gaat uit haar geest, leegt haar hoofd zodat er ruimte komt voor mogelijk plezieriger gedachten, hoe moeilijk ook voor te stellen in haar situatie. Maar zij kon dat. Zij kon in de moeilijkste omstandigheden blij worden van klein, onverwacht geluk. Meestal bereik je dat op oudere leeftijd, maar daar had zij de tijd niet voor gekregen. Zij was al wijs, maar niet saai wijs op een belerende manier. Zij had ook haar twijfels, kwaadheid, maar altijd overwon het positieve bij haar. Maar dat ging niet altijd vanzelf, zij moest zichzelf er vaak toe dwingen, net als bij het schrijven iedere dag: ‘al zijn het maar een paar woorden’.