‘Hoewel de geschiedenis van Veenhuizen terug gaat tot 1381 is het bekend geworden als gevangenisdorp sinds de bouw van drie grote gestichten voor bedelaars, landlopers en wezen. Initiatiefnemer in 1823 was de Maatschappij van Weldadigheid.
Veenhuizen vormde oorspronkelijk een veenontginningsdorp dat reeds wordt genoemd in 1381 als Veenhuysen. In 1823 veranderde het aanzien van het dorp volledig toen er drie grote gestichten voor bedelaars, landlopers en wezen werden gebouwd.

De Maatschappij van Weldadigheid wilde de armen door middel van arbeid op het land en de vervening heropvoeden. Aanvankelijk bood men arme gezinnen uit de grote steden de gelegenheid vrijwillig naar Drenthe te komen en zich daar in koloniƫn te vestigen. Het idee hierachter was dat men zo als boer een nieuw bestaan kon opbouwen.

Was dit oorspronkelijk gebaseerd op vrijwillige deelname, allengs veranderde dit in een verplichting en later – na de overname in 1859 door de rijksoverheid – in straf. Nog steeds zijn in Veenhuizen drie gevangenissen in gebruik.’

Aldus een klein stukje geschiedenis. We zijn naar het gevangenismuseum aldaar geweest en hebben er niet alleen de geschiedenis van Veenhuizen en zijn bewoners gezien, maar ook de geschiedenis van het straffen vanaf de Middeleeuwen. Heel boeiend tentoongesteld, hoe gruwelijk ook. Maar wat mij het meest heeft getroffen is dat de mensen die er kwamen ‘ ontmenselijkt’ werden: ze kregen een nummer, waren anoniem voor de andere gevangenen omdat zij verplicht waren een stoffen masker voor hun gezicht te dragen zodat zij elkaar niet als mens konden herkennen en zelfs als ze overleden waren werden ze anoniem begraven. Daar moet ik steeds aan denken. Hoe voel je je dan? Hoe kun je dan toch iets van eigenwaarde behouden? Ja, van alles heeft dit het meeste indruk op me gemaakt.