Vanmorgen in het schrijfcafé moesten we een deur beschrijven die we vanmorgen hadden gezien en daar dan op doorschrijven. Ik dacht aan de deur naar onze woonkamer.

Deze deur nodigt uit om door te gaan. Hij laat het zonlicht door en maakt daardoor ook de gang licht. Hij zou nog meer licht doorlaten als ik het glas eens lapte. Iedere keer als ik er langs loop denk ik: ’straks even lappen.’ Maar straks is er steeds weer iets anders wat ik ga doen. Ik moet dus denken:’ nu ga ik het doen.’ En ik weet zeker dat het zo gebeurd is en dat ik me daarna lekker voel met zo’n heldere, schone deur. Maar ja, dan vallen de andere ramen zo op. Dus moet ik die ook gaan doen. Hoewel, moeten, ik moet natuurlijk niks. Toch is het goed af en toe van jezelf wel wat te moeten. Want ik geniet wel als alle ramen weer helder doorzichtig zijn als de zon erop schijnt. Ik denk dus dat ik het maar eens moet gaan doen. Niet denken dus, gewoon doen. Morgen.