Gisteravond hebben Ton, Annemarie en ik mee gelopen in de stille tocht over de Vrijheidsdreef naar het oorlogsmonument. Schoonzus Hennie was er ook. Zij was ook naar de inhuldiging van het Joodse monument geweest en we verbaasden ons erover waarom pas 70 jaar na de bevrijding deze Heemsteedse inwoners weer een naam hebben gekregen in hun oude woonplaats.
Opvallend veel jonge ouders met kinderen liepen mee en ontroerend vonden wij een meisje dat een bermboeketje had gemaakt om bij het monument neer te leggen. En gedurende de hele plechtigheid bleven zij ook allemaal stil. Hulde voor de kinderen en hun ouders.
De naam van Ton zijn oom Geer was nu, dankzij al het werk dat Ton heeft verricht om die oom te rehabiliteren, bijgeschreven op de lijst van oorlogslachtoffers.

En gisteravond thuis heb ik een prachtige documentaire bekeken over de Joodse goochelaar Ben Ali Bidi die in 1943 stierf in Sobibor. Door het gedicht van Willem Wilmink, ontroerend voorgedragen door Joost Prinsen, ‘ kende’ ik hem al een beetje.

Het portret van één mens maakt vaak de wanhoop en ellende waaraan mensen lijden en hebben geleden beter inleefbaar dan grote getallen op schrift. Dat werkt zo bij de bootvluchtelingen van nu en de slachtoffers van de aardbeving in Peru. Met getallen kun je je niet identificeren, met mensen wel. Dan kun je denken: stel dat ik dat met mijn gezin zou mee maken. En dan dank ik ‘ God op mijn blote knieën’ voor het wonen hier en nu. Dat danken doe ik ’s avonds in bed voor het slapen gaan en nu ik het zo schreef denk ik: dat ‘God danken op je blote knieën’ komt waarschijnlijk van het vroegere avondgebed dat katholieken voor het slapen gaan aan de kant van hun bed deden ‘op blote knieën’. Maar mijn knieën kunnen dat al lang niet meer aan en och, het gaat toch om de gedachte, niet om de uitvoering.