Wat een zomer en nu bijna nazomer hebben we. De deuren open en lekker op het balkon zitten of, vorige week, in de bostuin. Daar heb ik zo genoten van de natuur om me heen. Zoals van de wolk koolmeesjes die er vooral ’s morgens rondfladderde. Opeens zijn ze er, ik telde er bijna twintig. Sommige, net als de kikker van gisteren, wat onhandig bij het ergens landen na een korte vlucht. En dan opeens zijn ze ook weer allemaal weg. Maar voor het zover was kwam er een heel dicht naar me toe, steeds dichterbij. Ik zat heel stil met mijn camera in de hand. Opeens voelde ik in mijn hiel prikken. Hoe zou toch niet? Jawel, even later kwam het koolmeesje naar voren en begon verwoed op mijn grote teen in te hakken. Wat een kracht met dat dunne insectensnaveltje. Dat voel je als rups of spin helemaal natuurlijk. Omdat hij er zo bij bewoog zijn de foto’s dat ook. Gelukkig was hij op andere momenten even rustig en kon ik een scherpere foto maken. Dat is geluk he, zoiets te ervaren. Hoef je niet ver voor te reizen. Hoef je eigenlijk niet voor te reizen. Ga ergens zitten op een bankje of stoel waar vogels zijn, zit stil en de vogels komen naar je toe. En dan maar kijken naar elkaar.

Els schrijft ook over de kikker en de vlinder en de prachtige libelles. Die heb ik ook gezien en gefotografeerd. Komt hierna, ik moet eerst nog even uitzoeken welke libelle het geweest zou kunnen zijn.