Er zijn van die dagen dat je al moe wordt bij het denken aan een stap te moeten zetten. Dagen waarop je eigenlijk alleen maar wilt liggen en verder niets. Doen we niet, maar zouden wel willen. Die dagen voel je je dan net een aftands molenpaard. Waarom ik dan aan een molenpaard denk weet ik niet. Misschien omdat dat vroeger gezegd werd en je dat hebt opgeslagen.

Dan ga je wat in boekjes snuffelen en zie daar: aftands.

Het is een woord van vroeger, toen het aftandig betekende: van de tanden beroofd, tandeloos door ouderdom. Het werd ‘aftands’ en betekende later: van het tanden krijgen af. Dat betekende dus dat je al op jonge leeftijd aftands was. Nooit zo aan dat woord gedacht.

Van oorsprong zei men het van paarden die ouder dan zeven jaar waren en waarvan men aan het gebit niet meer de leeftijd kon bepalen. Dat paard was dan aftands. En een gegeven paard mocht je ook niet in de bek kijken. Nog steeds niet trouwens, maar ja, wie krijgt er nog een paard?

Langzamerhand is aftands steeds meer gaan betekenen: oud, verouderd, uit de mode. En als laatste staat er dan in het boekje ‘ van Aalmoes tot Zwijntjesjager’: aan de sukkel. Dat vind ik wel en mooie afsluiting. Vandaag voel ik dat ik aan de sukkel ben. Maar een sukkel, dat voel ik me totaal niet.