Voor sommige mensen ‘ val ik een beetje’. Dat had ik ook met Martin Bril. Die had iets waardoor ik, zonder dat ik hem persoonlijk kende, iets voelde. Iets van vertedering. Nu hij is overleden moeten we het met zijn boeken doen en op het moment lees ik ‘Heimwee naar Nederland’ als ik in bed lig. Ieder hoofdstuk gaat over een andere plek in Nederland waar hij naar toe is gegaan. Ik pak twee van de onderstreepte stukjes. De eerste is het begin van het hoofdstuk “ Zondagmiddag’.

Ik moest naar Wageningen. Daar kun je op verschillende manieren komen. Te voet. Met de trein. Op de fiets. Ik ging met de auto. Als ik een trein had gehad, was ik met de trein gegaan…’
Hier moet ik om glimlachen. Het volgende citaat toont aan welk een goed observeerder hij was. Het is uit hoofdstuk:’ Onderweg I’

Af en toe kom je langs een bushalte waar niemand staat te wachten. Boven de bermen hangen biddende valken, in de uiterwaarden staan natte dieren. Een nat paard is mooier dan een natte koe, maar leg dat maar eens uit. Twee natte paarden overtreffen alles, op een dag als deze, hoewel, een doorgezakte shetlander mag er ook zijn. De berusting waarmee zo’n beest de wereld in kijkt- hartverscheurend…’

Dat doet me denken aan de twee paarden die buiten Appelscha in een drijfnatte bak zand stonden terwijl ernaast een mooi grasveld lag waarop wij zeiden’ oh wat zielig voor die paarden in die nattigheid.’ Zij hadden niet zo’n doorgezakte rug en dikke buik als die pony’s hebben waarover hij schrijft.

Dit was een van de paarden. En ik vind een bushalte waar niemand bij staat te midden van het niets ook zoiets treurigs hebben. Zo verlaten.