Deze week weinig op Fluweelbloem vanweg een paar lichamelijke mankementen. Gaat nu weer stuk beter. Wel van de week geschreven bij een foto van Jan Tito die ik in een fotoblad zag. Het is iedere keer weer een verrassing wat er uit mijn pen komt en wat ik vooraf totaal niet bedacht heb.

De bel gaat. Wie komt er nu nog langs? Ik heb geen zin in bezoek. Heb nergens zin in.
Geen bloemen op tafel, geen lekkere maaltijd, alleen een glas water.
Het is warm, ik heb mijn overhemd uitgedaan.
En weer gaat de bel. Ik loop langzaam naar de voordeur en roep:’ ja, ja, rustig . Ik kom er al aan.’ Door het glas van de deur zie ik een kleine gestalte. Wie zou dat zijn?
Als ik de deur van het slot heb en hem open zie ik mijn buurmeisje staan. Ze kijkt me aan en vraagt:’ mag ik bij je komen spelen?’
ik weet niet wat ik moet zeggen. Niemand komt bij me spelen. Er valt hier niets te spelen. En zo’n kind moet niet zomaar bij buren binnen gaan. Bars zeg ik: ‘nee, dat mag je niet’, en wil de deur dicht doen. Vlug zegt ze, voor ze zich omdraait:’ je bent een chagerijn. Mijn moeder zei het al’.
En nu zit ik weer alleen aan tafel en voel me afgewezen terwijl ik dat zelf heb gedaan.
Een oude chagerijn, dat is alles wat er van me over is gebleven.