Wij noemden ze vroeger ’stinksigaren’ en dat kwam omdat wij ze, als een sigaar, aanstaken en dat rook niet lekker, het stonk. Maar het was wel stoer. Nu weet ik dat de plant een lisdodde heet en al in de oudheid in ons land voorkwam. Hij bloeit in juni-juli en is eenhuizig, de mannelijke en vrouwelijke bloemen groeien aan dezelfde plant. Lisdodden groeien in en aan het water. Vroeger werd de ’sigaar’ ook gebruikt als lampenpoetser en om kannen en tuiten van kannen schoon te maken. Hij werd dan ook ‘lampenpoetser’, kannenwasser’ of ‘tuitenrager’ genoemd.
Maar hij werd voor meer zaken gebruikt. De zachte aren werden ook gebruikt om lampenglazen schoon te maken. Kussens werden gevuld met het pluis van de rijpe sigaren en het blad werd als strooisel in stallen gebruikt. Een zeer nuttige plant dus want zelfs in de keuken werden onderdelen van de plant gebruikt: de jonge scheuten en bladeren in salades, de wortel als basis voor zetmeel en het stuifmeel als bindmiddel.

Dat alles kwam ik te weten omdat ik een foto tegenkwam die ik vorig jaar maakte van stinksigaren en ik eigenlijk wel eens iets meer van die plant wilde weten.