bulkt van letters die wachten op consumptie.

Kasten vol boeken in de bieb en de boekwinkel die vragen: lees mij.

Maar ook in de hoofden van schrijvers bulkt het van de letters die erom vragen: voeg ons samen tot woorden, tot zinnen, tot verhalen, tot overpeinzingen. We liggen klaar, geen last van corona, wij mogen eruit, vind ons.

En dat doen Nel en ik dan ook. Het bulkt, borrelt en duizelt soms in ons hoofd. Al die letters die eruit willen en alles goed vinden wat wij ermee doen.

Ik gebruik ze nu, zittend in de zon op het balkon, om een sprintje te schrijven. Even hiervoor voegde ik ze samen voor een condoleancekaart.

Corona, letters die opeens als een bedreigend woord steeds opduiken. Dat hadden ze vooraf ook niet gedacht. Maar letters zijn geen baas over zichzelf, zij voegen zich naar de wil van de gebruiker. En op dit moment naar mijn wil.

Dit schreef ik in een sprintje (achter elkaar doorschrijven) van vijf minuten naar aanleiding van een tekst van Bert Wagendorp over zijn werkkamer. Nel en ik hebben er ieder een aantal zinnen uitgehaald en hebben daar thuis over geschreven. Vanmiddag hebben we ze aan elkaar voorgelezen door de telefoon. Geen lijfelijk contact maar wel contact en dat behouden we zorgvuldig.