HOE GRIJS IN DE WERELD KWAM.

De planeet zweeft in het heelal en het was er donker, diep donker. Toen werd de zon geschapen en het werd licht, heel licht. De zon ging niet onder en de wezens klaagden: ‘ kan die zon niet uit? Dat licht doet pijn aan onze ogen, we kunnen niet slapen en zijn doodmoe’. De zon ging uit en het werd weer donker op de aarde, nachtzwart.

Weer klaagden de wezens: ‘waarom is het of te fel wit of te diep zwart? Kan het niet allebei wat minder? Kan er niet wat zwart bij het wit zodat het wat zachter wordt? En wat wit bij het zwart zodat het iets minder hard wordt?’

De schepper wilde dat wel eens proberen en ging aan de slag.

De wezens gaven hem aanwijzingen: ‘nog iets meer wit hier; daar nog iets meer zwart.’ En zo ontstonden langzaam de grijstinten en het werd kalm aan de ogen van de wezens, rustig in hun hart, want grijs is geen dwingende kleur, maar verzacht.

En toen, veel, veel later de andere kleuren ontstonden, was het grijs de kleur die ze niet in de weg stond, ze de ruimte liet en ze niet beïnvloedde als hij vlak naast ze stond.
Grijs nam zijn eigen bescheiden, rustige, maar onmisbare plek in te midden van soms felle, schreeuwende kleuren.

En grijs zag dat het zo goed was.

Marisca