Ik heb vannacht een deel van Haarlem gezien waar ik nog nooit geweest was. Ik reed in de auto, samen met mijn moeder, de stad in en zag dat ik aan het einde van de weg alleen naar rechts kon. Maar ik wilde naar links, de winkelstraat in. Geen nood, dan stap ik uit en neem de auto aan de hand mee. Enkele mensen keken verwonderd, anderen vonden het blijkbaar gewoon. Het ging prima.

We kwamen te logeren bij twee aardige mannen. De ene kende ik al, de ander was een bekende van de tv. Hij was hier omdat hij directeur was geworden van een klein festival ( ik wist direct dat hij de Vijfhoek bedoelde).
De volgende ochtend liepen we verder en ik zag de meest mooie witte appartementengebouwen met heel aparte glanzend stalen balkons die prachtige schaduwen gaven. En het middenstuk was net een groot ruw stuk marmer waarop licht en schaduw speelden. Schitterend.
Maar het mooist was een wand van ruwe natuursteen in allerlei okertinten. Onderaan een hele serie (dezelfde) portretten van Juliana van zo rond haar veertigste jaar. Daarboven een serie van Beatrix toen ze ongeveer 18 jaar oud was en daarboven Irene, ook van die leeftijd. Zoiets moois had ik nog nooit gezien in een stad. Ik sprak erover met een toerist en zei:’ ik kom al 70 jaar in Haarlem, maar dit heb ik nog nooit gezien’. Ik keek achterom toen ik verder liep en zag nog een paar oude bedrijfjes, de rest was opgeknapt. Ooit was dit een verloederd havengebiedje waar je liever niet kwam. Nu was het trendy en prachtig en toen ik weer voor me keek om verder te gaan, ging de wekker.

Maar het geheel staat me, nu uren later, nog zo helder voor de geest, dat ik, als ik goed zou kunnen tekeken, het zo zou kunnen uittekenen. Maar dat heb ik nu met woorden gedaan.