Nu de bollen al hoog staan, de koolmezen en pimpels tekeer gaan alsof het al lente is, verlang ik af en toe naar de winters van toen. Alle sloten dichtgevroren, de kinderen op de schaats naar school of na schooltijd met elkaar op het ijs. Nu geen bevroren oranje grove veters die je schaatsen een beetje onder je voeten hielden en die al snel bevroren zodat je ze bijna niet vaster kon trekken. Niet dat ik nog zou gaan schaatsen, maar wel zou ik genieten van anderen. Ik kom erop omdat ik, op zoek naar een andere foto, deze tegenkwam. Vooral voor Mirjam is het leuk want waar in de verte werd gebouwd, wordt nu haar nieuwe huis gebouwd.

Waar Frank en ik hier zijn noemden wij de ‘bloedkuil’. Het slachthuis lag ernaast. Niet dat ik het water ooit rood gekleurd heb gezien. Maar ik heb ook nooit Mannetje Pik gezien die kinderen greep die te dicht bij het water kwamen. Volgens mijn moeder leefde hij daar onder water. Maar zolang het ijs dik was kon hij niet bij ons komen.

En dan na afloop die tintelende handen en voeten. Je mocht niet direct dicht bij de kachel gaan zitten want dan werd het erger. Gelukkig ging het snel over en zat ik met rode wangen na te genieten, naast de kachel met vast een boek in mijn handen. Maar als ik de gezichten op de foto bekijk hadden we het op het moment van het maken niet echt naar onze zin. Frank zal het vast wel koud hebben gehad ( had hij altijd) en wilde misschien al weer naar huis en dan moest ik waarschijnlijk mee en had daar geen zin in. Herinnering dus mooier dan het werkelijke moment.