Op ons balkon hebben we een hoge grassoort die bloeit en daar heb ik natuurlijk een foto van gemaakt. En vanmiddag, heerlijk in de zon, heb ik eens gekeken in het boek ‘Zomer’ van Jac.P.Thijsse of hij iets over grassen heeft geschreven. En jawel. Thijsse schreef constant over wat hij zag en hoorde in de natuur om hem heen, maar zijn taal is zo mooi, daar druipt de liefde voor die natuur vanaf. Lees maar eens mee hoe hij over het ‘ gewone’ gras schrijft dat wij overal om ons heen zien. Ooit gras bekeken dat bloeit? Als je Thijsse hebt gelezen, dan ga je overal naar de grassen kijken.En als je door een loep kijkt, weet je niet wat je ziet: pure schoonheid.

‘ Maar o, wat zijn die grasbloempjes mooi! En wat een verscheidenheid! Groene cilindertjes op lange glimmende stelen steken bij honderden omhoog, die zijn van de vossestaart. Later komen de grijsgroene cilinders van de timothee, iets droger, stijver en minder malsch dan de vossestaartjes. Het allermeest staan in de wei de fijne kanten pluimen van het beemdgras, allemaal kleine kruimeltjes groen, aan draaddunne steeltjes tot rijke pluimen vereenigd.

Vossestaart

‘ Doch laat ons verder gaan, want ons grassenbouquet is niet volledig, zoolang we niet op een vochtige plek een paar pluimpjes gevonden hebben van het tooverachtig mooie trilgras, met zijn bevertjes aan gekrulde steeltjes…’

bevertjes

Dit is een boek uit 1907 en dat is aan de taal te merken. Maar altijd als ik teksten van Thijsse lees word ik getroffen door zijn taal, maar vooral door de manier waarop hij naar de natuur in de omgeving heeft gekeken. ( de tweede en derde foto zijn van internet)