Stel: je hebt af en toe een wat onscherpe zwartwit foto’s gezien en dan komt er iemand in je dorp langs die beweert bewegende beelden te kunnen laten zien op een doek. Dat geloof je niet, dus je gaat kijken of dat echt waar is. In ‘ Boy’ van Bernlef wordt beschreven hoe dat rond 1900 in Amerika ( maar dat zal elders ook) eruit zag.

…’Voor een nickel per voorstelling kon je zo’n theatertje binnen waar het naar uien en pinda’s rook. Het publiek zat op eenvoudige houten keukenstoelen en reageerde met luid geroep op wat er op het scherm gebeurde. Vaak zat er een pianist ter zijde van het podium, die met bonkend geweld de scรจnes van een muzikale omlijsting voorzag. Tussen het wisselen van de filmrollen werden er populaire liedjes gespeeld die luidkeels werden meegezongen. Er kropen kinderen in het halfduister tussen de stoelen rond en veel vrouwen zaten onder het kijken te breien of aardappelen te schillen…

…die eerste films vertelden nog geen enkel verhaal. Ze lieten alleen maar gebeurtenissen zien. Dat je een stukje van de werkelijkheid kon bewaren en steeds maar weer opnieuw vertonen, dat was het werkelijke wonder. Die eerste bezoekers gingen daarom vaak iedere dag opnieuw kijken om te controleren of die gefilmde beelden echt wel bewaard waren gebleven…

En dan nu: je maakt wat mee, filmt het en zendt het door over de hele wereld als je wilt. Wat een verschil. Daarom is het zo heerlijk te lezen en voor je te zien hoe het begin is geweest.