Els schreef laatst dat ze op zoek was naar een gedicht over verhuizen en dat ze dat nog niet gevonden had. Laat ik nu gisteren op bladzijde 1060 van de dikke bundel 19/20 samengesteld door Gerrit Komrij er een vinden. Jellema beschrijft zo goed wat er met jou en je huis gebeurt voor het moment van verhuizen daadwerkelijk is aangebroken. Ik heb wat zitten kijken naar de laatste zin en ik denk dat de ‘ ik’ eigenlijk er graag vandoor wil gaan, weg uit dit huis en mogelijk weg van de bewoners (we waren als meubels nog bijeen) en zich ervoor schaamt. Hij heeft zijn schoenen al aan om op te staan en weg te gaan. Hij is er helemaal klaar voor. Maar mogelijk is er een hele andere interpretatie mogelijk, dat is het leuke van lezen: ieder leest er het zijne in en dat mag, is juist goed.

DE LAATSTE AVOND IN PASOP

Wie gaat verhuizen heeft zijn huis,
nog voor hij gaat, al hier en daar verlaten;
ik zag toen we aan tafel zaten
de eerste onbewoonde kamerhoeken,
op de plavuizen schaduwen als gaten,
waarin afwezigheid begint die later
het hele huis op slot zal doen.

We waren als de meubels nog bijeen
en op de door gewoonte aangewezen plaatsen.
Ook in wat we bespraken vielen gaten
als in te vaak gewassen keukendoeken.
We aten goed en prezen wat we aten.
Onder het witte laken op de tafel
zag ik beschaamd om elke voet een schoen.

C.O.Jellema