dat we vroren dat we kraakten
dat we schaatsten tot we gloeiden’.
Dat staat in de strofe over de winter in het gedicht ‘Tijdliedje’. Zo leuk dat er staat, dat ‘we’ vroren en kraakten.
Het is op de eerste dag van de herfst dat ik schrijf over de winter naar aanleiding van de derde strofe.
Ja vroeger, toen het vroor dat het kraakte. Ik kan dat geluid van het soms bijna zwarte bevroren water zo weer oproepen. Angstig en spannend tegelijk. Voor mijn gevoel konden we elke winter schaatsen en waren de zomers altijd warm. Maar herinneringen kunnen ons misleiden.
Maar wat vond ik het leuk om met vriendinnen te gaan schaatsen of met de groep van de zwemclub op het meertje in de duinen. Al kon ik niet goed schaatsen, op mijn kunstschaatsen met witte vaste hoge schoenen erop, wat was ik daar trots op, kon ik aardig meekomen.
Ik schaatste niet tot ik gloeide, daarvoor schaatste ik te langzaam, ik kreeg het eerder koud. Maar na afloop was daar warme chocolademelk.
Opeens denk ik ook aan de winters op de Eemlaan toen onze oudste zo vanuit de tuin het ijs opstapte om samen met een vriendinnetje op de slootjes achter ons te gaan schaatsen. Eén keer zou ze met Ton gaan schaatsen. Ton was van het lange afstand schaatsen, tochten over grote meren en bevroren rivieren en dacht: leuk om met mijn dochter een stukje te gaan schaatsen. Maar na 100 meter zei M.: hier heb ik altijd mijn eerste stop. Ton dacht: dit wordt dus niets, en toen gingen zij ieder in eigen tempo verder. M. werd ook eerder koud dan dat ze gloeide, Ton schaatste zich moe en warm. En nu als er af en toe een dagje ijs is ga ik kijken naar de kinderen en hun ouders die genieten van de ijspret en denk dan weer even terug aan toen ikzelf klein was en onze kinderen en het plezier van bevroren water.
Deze foto is uit 1966. Ik ben links en heb mijn clubdas om en we schaatsten die dag met de zwemclub op het meertje bij de Bokkendoorns.
Leuke foto van jou Marisca!