Ik las gisteren weer eens in het zeer vermakelijke, maar ook leerzame boek ‘Alle beesten’ van Midas Dekkers. En één stukje tekst uit het hoofdstuk ‘ De vogel’ bracht me terug naar mijn schooltijd. Op de MULO zongen we Engelse en Franse liedjes en een waar ik altijd blij van werd was als we zongen:
Alouette, gentille alouette,
alouette je te plumerai;
je te plumerai le dos
alouette, alouette….

Ik had geen idee waarover wij dit vrolijke liedje zongen, mogelijk is het verteld maar is dat niet tot me doorgedrongen. Want het gaat eigenlijk over iets dat helemaal niet vrolijk is. Dekkers vertaald het zo:
Kom maar, lieve leeuwerik,
dan zal ik je eens lekker plukken;
eerst je rug en dan je kop,
ik pluk je tot je sik,
leeuwerik, leeuwerik.

En hij schrijft verder…’
Een Fransman is dol op de natuur, mits smakelijk klaargemaakt’.
Maar hij zou Midas Dekkers niet zijn als hij met een knipoog ook niet een Nederlands vers zou citeren van Simon Knepper dat heet ‘Arendsvlucht’:

Klein vogeltje vliegt hoog over de wei.
Men hoort er zijn fluitertje schallen.
Een vleugeltje links en een vleugeltje rechts,
Om niet op zijn bekje te vallen.