Bij het samen schrijven kregen we ook allerlei vreemde vogelnamen waar we er een uit moesten kiezen. Vervolgens moesten we verzinnen hoe die vogel eruit zou kunnen zien, waar hij leeft enz. Ik koos voor ‘de knob’. Ik heb er geen afbeelding van dus moet je het met mijn fatasieknob doen.

Ik ben knob, soms noem ik mezelf knobje. Vroeger heette ik knobbel maar dat vond ik geen mooie naam, paste niet bij me. Ik ben een klein vogeltje, net iets groter dan het winterkoninkje maar ik zie er veel kleurrijker uit. Ik heb een gele borst, blauwe vleugelveren, rode pootjes en oogjes en de rest van mijn veren zijn roze.
Ik maak mijn eigen nest, verstopt in de struiken. Zoek dan een potige vent, we hebben een heftige vrijpartij en dan stuur ik hem weg.
Ik kan goed voor mezelf en mijn kinderen zorgen. Ik leg nooit meer dan twee eieren, het moet wel leuk blijven.
En als mijn jongen na twee weken uitgevlogen zijn ga ik heerlijk even niksen. Nou ja, een vogel kan natuurlijk nooit echt niksen. We moeten wel eten zien te vinden. Maar daarnaast, even lekker niets.