Een boek is als een tuin die men in zijn zak draagt’.

Arabisch spreekwoord.

Wat een leuk beeld. Ik zie een kontzak van een spijkerbroek waar een stuk gras vol madeliefjes uitsteekt.
In een tuin kun je luieren, iets ontdekken, werken, genieten, je verwonderen en dat alles kan een boek je ook brengen. Totaal ontspannen alsof je in een hangmat ligt door een roman. Je verwonderen over wat er groeit en bloeit in je tuin en bij anderen kun je ook uit een boek halen. Boeken lezen over levensvragen, wetenschappelijke ontdekkingen, dat voelt een beetje als werken in een nog te ontginnen tuin maar dan niet met je handen werken maar met je hersenen.
En poëzie is als een vlinder die plots op je hand landt.

Net zoals de tuin je iedere dag iets anders kan bieden, zo kunnen boeken dat ook. Maar het grote nadeel van een tuin is dat hij vastligt op één plek en als je daarvan wilt genieten moet je wel op die ene plek zijn.
Voordeel van een boek is dat je het overal mee naar toe kunt nemen, zelfs in je kontzak. Lezen is niet aan één plek gebonden. Zelf zit ik nu veel op het balkon te lezen in mijn ‘pottentuintje’. Naast me ligt een boek dat me met zijn taal voedt als de honing van de bijen, me laat verwonderen over het beschreven landschap, me doet glimlachen om de zelfspot. Het heet ‘de sneeuwpanter’ van Sylvain Tesson, aangeraden door Carla.
Als ik het lees lig ik naast hem in de brandnetels, geniet van zijn inzicht:…’Vogels lieten de geest van de plek intact. Omdat ze deel uitmaakten van die wereld, werd de orde niet door hen verstoord’…

Zodra ik mijn laatste punt zo zet, ga ik ermee verder, in die tuin van taal.