Ik ga op reis in mijn kamer met een loep.

Blijf aan mijn tafel zitten en pak wat stenen en schelpen uit mijn schaal en bekijk ze door een loep. Het meest interessant vind ik de woestijnroos. Een stukje beige gesteente met plooien, verschillen in diktes, de openingen, de kronkellijnen en soms opschittering aan de zijkant.

Een schaal vol gevonden schatten, opgeraapt tijdens vakanties of gewoon tijdens het lopen in de omgeving. Hoe ik hieraan kom weet ik niet meer. Misschien van iemand gekregen die weet dat ik hiervan geniet. Ik denk het want de ene keer dat ik in de woestijn ben geweest heb ik dit niet gevonden.

Het is door de loep een miniatuurlandschap met scherpe kliffen, uitwaaierende plateaus, door de wind geschuurde vormen. De grilligheid van het ontstaan van een stuk natuur dat mogelijk vloeibaar begon maar verhardde door de tijd heen. En de tijd sleet het weer af, korrel voor korrel. Tot er een breukvlak ontstond en het losraakte van het grote geheel. Vrij om op reis te gaan met waterstromen mee of de wind of een mensenhand.

Wat voel je als je onverwachts zoiets moois vindt? Blijdschap, mogelijk ontroering of alleen verbazing over hoe zoiets moois op deze plek terecht is gekomen.

De vormen zijn uniek, niets op de aarde is gelijk aan dit stukje versteende woestijn. Wat een ervaring daarmee in contact te komen.

een schaal vol gevonden schatten
iedere vorm is uniek
een miniatuurlandschap
een schaal vol gevonden schatten
verhard door de tijd
geschuurd door wind en water
iedere vorm is uniek
een schaal vol gevonden schatten