Ik schreef het onderstaande naar aanleiding van het gedicht ZWARTE VISSEN van Gil vander Heyden

Uit: ik wou dat ik een vogel was.

ZWARTE VISSEN

Zwarte vissen, ik dacht direct toen ik de titel las: heb ik die wel eens gezien? Zouden ze bestaan? Nou en of. Is het niet in het echt dan wel in ons hoofd. En er zijn vele soorten: grote, kleine, zachte, stekelige, hapgrage en verveelde. Ze zwermen in de vissenkom die ons hoofd soms is. Waar ze vandaan komen weet je soms wel, soms niet. Ze kunnen er opeens allemaal zijn of er sluipt er steeds een ongemerkt binnen en voegt zich bij de rest. Tot de kom te vol wordt en er wat moet gebeuren. Doe je niets, dan knalt die uiteen en ben je stuurloos.

Maar neem je het heft in handen en de vissen onder handen, dan pak je ze een voor een op, bekijkt ze, poets ze op zodat het zwart langzaam verdwijnt en ze als het ware vleugels van schoonheid krijgen en van luchtigheid. Dat is het moment dat je weet: ze kunnen weg. Je zet als het ware een raam in je hoofd open en laat ze gaan. Kijk je ze na? Mogelijk. Opgelucht? Zeker.

En later denk je: was het echt zo erg? Waren er echt zoveel diepzwarte vissen? Dan kan een kleine teken, zoals een zwarte veer, je bevestigen dat het echt zo was. En je voelt de weidsheid in je hoofd en hart, de tred is lichter, je rug rechter en ongemerkt neurie je zacht een onbekend wijsje dat zomaar bij je binnenkomt. Want er is weer ruimte voor.