Jawel, schoonzoon R. heeft mijn computer weer aan de praat gekregen al zal ik wel aan een andere moeten want deze is traag als een bejaarde en voor iemand nog jong van geest is dat irritant.
Vanmorgen in het schrijfcafe kregen wij op tafel deze bosvruchten om over te schrijven, maar eerst mochten we er alleen naar kijken alsof het de eerste keer is dat we ze zien, dan pas schrijven.

Ik wil ze pakken, voelen, ruiken. De verschillende vormen maken nieuwsgierig: hoe voelen ze aan? Wat zijn de verschillen? De glimmende kastanje trekt de aandacht, die zou ik zo op de foto willen zetten.
In gedachten voel ik de stekels van de tamme kastanje prikken in mijn vingertoppen. Die ene noot met die rare vorm wil ik wel van alle kanten bekijken. Wat is het? Wat zie ik er in? Wat is de mooiste kant?
De bolster zou ik willen tekenen en er een gedicht bij schrijven, een elfje dat de kern van de vrucht weergeeft.
De eikels vind ik het saaist van vorm en kleur. Ik neem ze ook nooit mee naar huis, behalve als het napje er nog aanzit. Dan zit er meer spanning in de vorm. En dat is wat mij boeit. Er moet iets in de vorm te ontdekken zijn, anders geef ik er niet lang mijn aandacht aan.

Ik pak een half geopende noot met schil en het voelt koeler aan dan gedacht. Het schilletje dat opgerold is, is harder dan mijn oog deed vermoeden. Het zwarte dat ik er nu van dichtbij in ontdek doet aan verrotting denken. Is niet zo gek, dat hoort bij de herfst en wil deze noot ooit een boom worden, dan moet hij bolsteren, zijn jas uitdoen. Zelf zou ik ontbolsteren zeggen, maar dat is dubbelop.
De vorm is van dichtbij interessanter dan op afstand.
De glimmende kastanje is in zijn eigen hok binnen de halve bolster en ligt er los in. Nog even en hij heeft de beschermende stekels niet meer nodig. Voorplantingstijd is aangebroken. Maar niet voor deze kastanje. Die werd door een mensenhand meegenomen en zal verdrogen in een jaszak of op een vensterbank.