Uit een zak pak ik zonder te kijken een voorwerp: een wulkenhuis. Kijkend en voelend komt het volgende in mij op:

Een zwoele dag en dunne gordijnen wapperen in open ramen. Zand op de vensterbank en zand tussen mijn tenen. Zo dichtbij het strand verblijven is bijzonder. Op tafel al mijn meegenomen strandvondsten. Eén krijgt een ereplaats: het wulkenhuis.

Het doet me denken aan opwaaiende dunne zomerjurken, aan wapperende gordijnen, aan gratieuze bewegingen.
De lijnen over de schelp laten ook zien dat groeien soms littekens achterlaat.
De punt die omhoog wijst doet me denken aan de neus van een nieuwsgierig kind dat onderzoekend rondkijkt.
Verborgen is het gat waarin de slak woonde. Schoonheid is vaak uiterlijk en daaronder kan een leegte van verlies zitten die bedekt wordt.
Wat is het mooi als na je dood je schoonheid verder gaat in de handen en geest van anderen.
Nooit gedacht dat een leeg wulkenhuis me zo zou doen denken. Wat heerlijk dat de geest alle kanten op kan waaieren en wapperen, net als de gordijnen en de opwaaiende zomerjurken.