Ooit schreef ik over de vraag: welke aantrekkingskracht heeft ‘eenvoud’ op mij?

Als ik aan het woord ‘eenvoud’ denk, dan zie ik iets simpels voor me, iets eerlijks. Het is wat het laat zien: een steen/ doosje/ kom. Het is de eerlijkheid die me treft. Geen opsmuk, het is goed zo het is, je hebt het ‘echte’ in de hand. Je kunt niet teleurgesteld worden want het is wat het is. Hier, in deze vorm, zit alles.

Eenvoud van hart vinden, doe je niet door te zoeken met je ogen, maar door je hart open te zetten. Vergeet het lichaam, voel de ziel. Bij sommige mensen is het moeilijk daar te komen want op allerlei manieren hangen ze er decorstukken voor. En net zoals je in de bergen achter elke berg weer een nieuwe berg vindt, zo hangt er hier weer een nieuwe doek voor. Je komt niet bij de kern.

Bij een eenvoudige van hart, en daar bedoel ik geen simpele ziel mee, weet je dat het hart open staat voor ontvangst. Je hoeft niet eens aan het touwtje te trekken dat door de brievenbus naar buiten hangt, de deur staat al open en op de mat staat: welkom. Je trekt je schoenen uit want straatvuil hoort hier niet. Hier is het zuiver. Geen luchtje uit het stopcontact.

En direct na binnenkomst voel je de energiestroom op gang komen tussen twee wezens die open staan voor elkaar. Geen gesloten vizier, geen belemmerende doeken, maar elkaar in de ogen kijken en daar de ander zien. Daar vindt de echte ontmoeting plaats en dan zijn er weinig woorden nodig. Je voelt alles en weet dat het goed is in al zijn eenvoud.