moed

Moed is licht in tegenspoed. (spreuk kreeg ik van Nel) Ik schreef daarna:

Als alles goed gaat heb je geen moed nodig, die heb je nodig bij tegenspoed. Tegenspoed, het gaat dan niet voorspoedig, integendeel. Maar niet bij elke tegenspoed heb je moed nodig om verder te kunnen. Moed heb je toch meer nodig in tijden van groot lijden, bedreigingen, rampspoed.
Ik heb me al vaker afgevraagd of ik een moedig iemand ben en ik ben bang van niet. Iemand zei toen:’ een nier afstaan is echt wel moedig’. Maar dat vind ik niet. Ik dacht niet eens zo na over de mogelijke consequenties, deed het gewoon. En misschien deden de mensen die later een held, moedig werden genoemd dat ook wel. Er ligt iemand in het water en je springt erin om die persoon te redden, zonder over de gevolgen na te denken, je doet het gewoon. Dan word je later een held genoemd, moedig, maar je dacht niet, je deed.
Mogelijk ben ik op die manier moedig.

geluk

Geluk is zelden een beloning. Vaker een volkomen onverwacht geschenk.

Ja, ik heb het geluk na de oorlog geboren te zijn en ben opgegroeid zonder armoede en geweld. Mocht naar school, speelde buiten zonder angst voor bedreigingen.
Dat is een geluk dat me geschonken is, daar heb ik niets voor hoeven doen.
Het is ook een geluk dat ik zo’n harmonieus gezin heb. Natuurlijk, daar hebben Ton en ik aan gewerkt, maar hoeveel kinderen ontsporen niet of worden lichamelijk of geestelijk ziek die ook in een warm gezin opgroeiden.
Een van mijn gezegdes is: als het geluk langskomt, zet je deur dan open want je weet niet of het nog een keer langskomt.
Dat zei ik tegen een vriendin na de dood van haar man en zij kennis kreeg aan een andere man.
Je kunt werken aan je eigen geluk maar je hebt het niet in de hand. Dus als het langskomt, zet je deur wijd open en laat het binnen.

sprookje

Hoe pompoenen aan hun oranje kleur komen.

Lang geleden waren alle pompoenen wit, een beetje geel of lichtbruin. Om hen heen zagen zij het rood van de appels, het geel van de bananen, het paars van de bramen, het roze van de frambozen en nog vele andere vruchten in smakelijke kleuren.
‘Waarom zijn wij vergeten?”, vroegen de pompoenen aan de grote kleurgever. Die dacht even na en zei:’ ik denk omdat jullie al zulke mooie vormen hebben gekregen’. Dat was waar. Hun vormen waren heel gevarieerd en van klein tot heel groot. Maar ondanks hun vormen voelden de pompoenen zich niet blij. Duidelijk misten zij een kleur waar niet alleen zijzelf blij van werden, maar ook de mensen die hen bekeken. Zelden werden zij opgepakt met de woorden:’ oh wat een prachtige warme kleuren. Daar word ik helemaal blij van.’ Meestal was het: ‘mooie vormen, maar verder wel saai.’

De grote kleurgever hoorde hen aan, dacht na en zei: ‘ik ga mijn best doen, maar pas volgende herfst kan ik er wat aan doen. Voor nu is het te laat.’ Daar hadden de pompoenen vrede mee.

De volgende herfst zorgde de grote kleurengever ervoor dat de resten rood, geel en warm bruin bijeen vloeiden in de schillen van de pompoenen. Soms was er wat teveel geel, dan werd de pompoen licht oranje. Soms wat teveel rood, dan werd het oranje dieper van kleur. Soms werden er stukjes vergeten en dan zag je opeens de oorspronkelijke kleur er nog doorheen. Ook de grote kleurgever moet soms nog wat uitproberen. Maar de pompoenen vonden het niet erg dat ze zo verschillend waren geworden. Ze vonden het juist interessant. Bijna geen ander vrucht had zoveel vormen en variatie in kleur als zij. Nu werden zij wel opgepakt en werden zij overal te pronk neergezet. Of er werden lampions van gemaakt , of soep.

De pompoenen glommen van plezier en daar werden de mensen weer blij van. Zo is het gekomen dat in de tijd dat het buiten eerder donker wordt, het weer verslechtert, de mensen toch met een blij gevoel de herfst ingaan. Dankzij het warme oranje van de pompoenen.

Marisca

Dit sprookje schreef ik al een tijdje geleden maar past weer mooi in deze tijd van het jaar.

overdenking

labyrint 2

Gisteren schreef ik na het labyrintlopen:

Vandaag liep ik twee labyrinten. Het eerste was een kunstwerk op los zand. Ik werd afgeleid door de mooie wisselende schaduwen. Schaduw langs je pad klinkt wat somber maar dat was het niet. Zelfs de schaduwen vond ik een kunstwerk. Wel voelde ik me hier minder vrij door de stokjes die geen onverwachte zijstap toelieten.
Daarna tekende Nel het ons zo vertrouwde labyrint al was dat ook anders want het klopte niet. Dus een tweede werd ernaast getekend.
Hierin lopen voelde voor mij beter, vrijer. Je mag best een misstap doen. De grond onder mijn voeten was stevig en ik dacht: de vast gerond onder mijn voeten ben ik zelf. Dat gaf me zo’n goed gevoel en ik liep rustig verder. Pakte onderweg een verminkt schelpje op want het niet volmaakte trekt me altijd aan.
En ik vroeg aan de zee: geef me energie.
En ik vroeg aan de zon: geef me energie.
En ik nam die energie mee, net als de herinneringen aan deze ochtend waarin ik met zeven vrouwen schreef en liep op deze zomerse dag.

klein
en gebroken
lag het daar
op mij te wachten
schelpje

winter

dat we vroren dat we kraakten
dat we schaatsten tot we gloeiden’.

Dat staat in de strofe over de winter in het gedicht ‘Tijdliedje’. Zo leuk dat er staat, dat ‘we’ vroren en kraakten.
Het is op de eerste dag van de herfst dat ik schrijf over de winter naar aanleiding van de derde strofe.
Ja vroeger, toen het vroor dat het kraakte. Ik kan dat geluid van het soms bijna zwarte bevroren water zo weer oproepen. Angstig en spannend tegelijk. Voor mijn gevoel konden we elke winter schaatsen en waren de zomers altijd warm. Maar herinneringen kunnen ons misleiden.

Maar wat vond ik het leuk om met vriendinnen te gaan schaatsen of met de groep van de zwemclub op het meertje in de duinen. Al kon ik niet goed schaatsen, op mijn kunstschaatsen met witte vaste hoge schoenen erop, wat was ik daar trots op, kon ik aardig meekomen.
Ik schaatste niet tot ik gloeide, daarvoor schaatste ik te langzaam, ik kreeg het eerder koud. Maar na afloop was daar warme chocolademelk.
Opeens denk ik ook aan de winters op de Eemlaan toen onze oudste zo vanuit de tuin het ijs opstapte om samen met een vriendinnetje op de slootjes achter ons te gaan schaatsen. Eén keer zou ze met Ton gaan schaatsen. Ton was van het lange afstand schaatsen, tochten over grote meren en bevroren rivieren en dacht: leuk om met mijn dochter een stukje te gaan schaatsen. Maar na 100 meter zei M.: hier heb ik altijd mijn eerste stop. Ton dacht: dit wordt dus niets, en toen gingen zij ieder in eigen tempo verder. M. werd ook eerder koud dan dat ze gloeide, Ton schaatste zich moe en warm. En nu als er af en toe een dagje ijs is ga ik kijken naar de kinderen en hun ouders die genieten van de ijspret en denk dan weer even terug aan toen ikzelf klein was en onze kinderen en het plezier van bevroren water.

Deze foto is uit 1966. Ik ben links en heb mijn clubdas om en we schaatsten die dag met de zwemclub op het meertje bij de Bokkendoorns.

zomer

Het gedicht van gisteren begint met de zin:’ ik wou dat het altijd zomer was’. Nou, ik niet. Ik geniet juist van de wisseling van de seizoenen. Op zich vind ik de zomer wat saai, al dat groen dat de ware vorm van de bomen verhult. Wel vind ik het heerlijk als de balkondeur de hele dag open staat, als Ton het tenminste niet te koud vindt. Ik geniet van het buiten zitten tekenen, schrijven, lezen. Wat ik dan wel mis is de stilte van de tuin van voorheen. In de zomer ook bijna geen vogelgezang, behalve van de merel.
Bij het woord ‘zomer’ denk ik aan: zon, zee, geel, strakblauw, schreeuwende kinderen, volle fietspaden, luieren, vakantie, vrij zijn, verbrande huis, stinkende bbq’s, blote lijven.

De strofe van de zomer laat me weer drijven op een luchtbed op een meertje in Oostenrijk, heel lang geleden. De zon boven me, de bergen om me heen en stilte alom. Wat een zengevoel was dat.
De kinderen hadden op vakantie oude speelluchtbedden voor in de watertjes bij de campings en daar hebben zij ook van genoten.
En als ik dan zo stil lag te drijvenkon ik me voorstellen dat ik in een wolk dreef in de stilte, totaal ontspannen en los van de aarde.

gelukkig zijn

Eigenlijk heb je niet veel nodig om gelukkig te zijn. Hoewel niet veel? Een huis, een veilige omgeving, geen geldtekort en niet dodelijk ziek, noem het maar niet ‘niet veel’. Het is gigantisch veel. Maar is het een voorwaarde om gelukkig te zijn? Niet voor iedereen. Voor mij is het wel een basisbehoefte en ik ben er dankbaar voor dat ik dit heb. Sommige mensen vinden dat ze daar recht op hebben, maar dat heeft niemand want zo zit het leven niet in elkaar. Je hebt geluk als je het hebt maar velen weten dat je het ook zo weer kwijt kunt raken.
Ik zit nu op het balkon in de schaduw te schrijven. De boodschappen zijn gedaan, een zakje wortelen ligt voor me en als ik wil is er voldoende schoon drinkwater. Ik kan ook zitten tekenen of lezen, wat een rijkdom is dat.
Dat onze gezondheid minder is, daar wen je aan. ‘Ouderdom komt met gebreken’ luidt een oud gezegde. En dat we geen reizen meer kunnen maken is jammer. Maar gelukkig hebben we dat wel gedaan toen het nog kon. En dan maar nagenieten, dat is tenslotte ook genieten. De foto’s zijn uit 2005 in Frankrijk gemaakt.

meditatie

Jaren geleden had ik een plaatje overgetrokken van een boeddha op doorschijnend papier. Van de week kwam ik dat weer tegen en legde het op allerlei verschillende ondergronden. Daarna ging ik erbij schrijven alsof ik degene was die daar wilde gaan mediteren. Leuk om te ontdekken dat steeds hetzelfde plaatje zo anders werd van tekst door de achtergrond. Dit was mijn eerste. en je weet: klik erop om het vergroot te zien.

positief

Het is niet altijd makkelijk positief te blijven voor Ton. Weer is er waarschijnlijk een wervel kapot gegaan en heeft hij erge pijn bij het bewegen. En alleen maar stil in bed liggen of op je stoel zitten is ook niet bevordelijk voor je gevoel. Ikzelf ben dus ook meer aan huis huis gebonden. Gelukkig is het lekker op het balkon en heb ik genoeg spullen op mijn kamer om er lekker mee aan de gang te gaan. En dan kan dit dus ontstaan. klik erop om het vergroot te zien.

« Previous EntriesVerder kijken »