tekening en tekst

Vanochtend geschreven bij deze tekening van mij.

De bloei zit erop. De kleur is weg, maar waar het allemaal om begonnen is, dat is er: zaad.
De zaadpluizen die straks door de wind meegenomen worden naar een plek, ver van de moederplant. Want nageslacht krijgen is belangrijk maar opgroeien, dat moet ergens anders. Moeders wil geen concurrentie in de buurt.
Zacht wiegt de plant heen en weer, wachtend op de juiste windvlaag om los te laten: dag kinderen, het ga jullie goed. Ik heb mijn taak gedaan. Nu even bijkomen.

februarizon

Nog een zin uit het gedicht “Februarizon’ van Paul Rodenko:
‘het straatgebeuren zeilt uit witte verten aan’

Direct zie ik dikke witte wolken in de lucht die aankomen zeilen, bol opgeblazen als zwanenvleugels. Maar in deze regel zeilen ze niet over het straatgebeuren heen maar zit het straatgebeuren er middenin opgesloten.
Is het er stil? Zijn alle straatgeluiden daar gedempt? En als de auto’s, fietsen en wandelaars eruit komen, zwelt dan het straatgeluid weer aan?
Witte verten, geen witte wolken, maar ik zag het direct voor me als wolken. En het is nog niet hier maar komt uit de verten hierheen.
Wat is het toch wonderlijk dat als je woorden op een andere manier rangschikt, er een ander beeld ontstaat, met precies dezelfde woorden.
Bijvoorbeeld: ‘het witte straatgebeuren zeilt uit verten aan’. Dan heeft het gesneeuwd en zie ik het niet echt bewegen maar als een herinneringsbeeld binnenkomen.
Daarom vind ik het zo leuk allerlei woorden uit te knippen en die steeds anders met elkaar te combineren. Heerlijk dat ik spelen met woorden en beelden nog zo leuk vind om te doen. Heb je weinig voor nodig, alleen wat tijd. En die heb ik gelukkig nog in overvloed.

februarizon

Nog zo’n uitnodigende zin uit het gedicht ‘Februarizon’ van Paul Rodenko :
‘De populieren werpen met een schoolse nijging
elkaar een bal vol vogelstemmen toe’

Een schoolse nijging, wat klinkt dat deftig terwijl ik populieren echt geen deftige bomen vind. Nijgen is een lichte buiging met het hoofd maken, bijna onzichtbaar. Er zit een soort afstand tussen, niet te dicht bij elkaar komen. En dat schoolse maakt het nog stijver. Ik denk opeens aan de lange rijen banken waarin wij zaten in de klas met de armen over elkaar, stijf rechtop. Als rijen populieren.
En dan die tegenstelling van die deftige stijve populieren die elkaar een bal toewerpen vol vogelstemmen. Die zijn als jonge opgewonden stemmetjes van kinderen die even los mogen op de speelplaats.
En vogels die zingen gaan ook los, hele riedels komen in de omgeving terecht. Nu het richting lente gaat begin ik al steeds meer vogels te horen. Ze gaan met hun gezang hun plekje vastleggen, een vrouw versieren. In opgewonden klanken, van boom tot boom, van struik tot struik, van daknok tot daknok. Ballen vol vogelgeluiden.

februarizon

Van Nel kreeg ik onlangs het gedicht ‘Februarizon’ van Paul Rodenko uit 1950 toegestuurd. En daarin staan regels die vragen om er zelf bij te gaan schrijven. Neem nu de eerste regel: ‘Weer gaat de wereld als een meisjeskamer open’. Direct na het lezen schreef ik:

Wat een openingsregel. Ik wil het voor me zien hoe zo’n deur opengaat en dat je een eerste blik in die kamer werpt. Maar bestaat dè meisjeskamer? Elk meisje maakt zich, als ze mag, haar kamer eigen met spullen en kleuren waar zij blij van wordt. Dat kan het stereotiepe roze zijn, maar ook zwart of een andere kleur. Soms hangen er posters van idolen of foto’s van haarzelf en vriendinnen of familie. Zijn er poppen of veel make-upspullen of juist helemaal niet?
Toch, als ik in eerste instantie aan een meisjeskamer denk zie ik zachte kleuren, zachte knuffels, veel kleine troepjes en een wat rommelig geheel.
Hoe zou Rodenko zo’n kamer voor zich hebben gezien en waarom dit als openingsregel?

Heeft het met februari te maken, bolletjes die wat schuchter uit de grond komen en in het nog kille buiten hun kleuren laten zien? Ziet hij meisjes als een beginnende lente? En dan het woordje ‘weer’. Het gebeurt dus vaker dat die kamer open gaat, net als de lente en net als het ontluiken van meisjes tot vrouw.
Wat één regel toch weer vele andere zinnen kan oproepen, gewoon door je pen over papier te laten gaan.

Paul Rodenko (1920-1976)

de zee

Gisteren zitten schrijven naar aanleiding van : Beschrijf de zee als vrouw.

Ze is er, was er en zal er blijven zijn met al haar schoonheid, nukken en streken.
Ze kan je strelen als een geliefde, omverslaan als een woedende vrouw en glad zijn als een onschuldige babay: de zee.
Veranderlijk en toch ook weer niet. Gastvrij voor planten en dieren. Ze is de oerbron die tot op zekere hoogte voor zichzelf kan opkomen maar teveel verkeerde indringers kunnen haar langzaam doen veranderen.
Ik ben graag in gezelschap van vrouwen en voel me heerlijk in de nabijheid van de zee. Ze kalmeert, geeft rust en energie. Ze laadt me op en is er altijd.
Ik zie haar graag woest met het schuim op de mond. Te kalm vind ik haar soms wat saai maar wel mooi genoeg om erlangs te wandelen en van haar stilte te genieten.
Ze is zo veelzijdig als een vrouw kan zijn: zacht, speels, hard, verwoestend, koud, warm, stil, omstuimig, leven schenkend, leven nemend.
Daarom boeit de zee mensen over de hele wereld en van alle tijden.

De foto’s maakte ik voor het project ’stem van de zee’ .
Nu ga ik naar Ton toe en hoop dat hij morgen weer naar huis mag.

zorgeloos

Geregeld knip ik uit bladen woorden die me op dat moment aanspreken. Later ga ik ermee schrijven of, zoals je ziet, erbij tekenen.
Afgelopen zaterdag hadden we de jaarlijkse reünie van de kweekschoolmeisjes en dan hoor je dat ouder worden niet betekent’ zorgeloos zijn’. Gelukkig zijn de momenten dat we met elkaar eten, lachen, dat weer even wel. Zou er iemand echt zorgeloos kunnen zijn op volwassen leeftijd? Ik betwijfel het. Het leven deelt toch geregeld tikjes of tikken uit en de wereld om ons heen baart toch ook zorgen.
Wat is het dan heerlijk af en toe van die momenten van zorgeloosheid te ervaren. Iets om te koesteren. Volgend jaar de 25e reünie met hopelijk weer zorgeloze momenten.

stilte van de sneeuw

Ik pak weer een zin uit het boek ‘Wandelen. Een filosofische gids’. Van F. Gros.

‘Stilte van de wandeling in de sneeuw’.

Het is zo wonderlijk dat het knerpen van de sneeuw onder je voeten kan bijdragen aan je gevoel van stilte. Sneeuw legt als het ware een stiltedeken over buiten.
De stad wordt stiller, het bos voelt anders aan.
Het is al weer een tijd geleden dat ik wandelde door de sneeuw in een bos maar ik voel nog de stilte, de rust. Soms een zacht plofje als er een teveel aan sneeuw van een tak afviel. Je ziet sporen van dieren, weet ze in de buurt maar je ziet ze niet.
Het voelt als een andere wereld, een vreedzame wereld die verdwijnt als de sneeuw smelt tot modder. Weg is het zuivere, de stilte, de rust.
Geluiden worden weer harder, de zachte wereld is weggesmolten.

paalzitten

Vanmorgen bij Nel met de schildermeisjes luidde een opdracht: blader door een magazine, het woord dat je treft knip je uit, plak je daarna op een leeg vel en ga er omheen schrijven.

Mijn woord was: paalzitten.

En omdat het wat lastig te lezen is, hierbij de tekst

PAALZITTEN

‘Geduld is een schone zaak’, zeiden de ouderen.
Geduld is er om te verliezen en weer opnieuw te nemen.

Gewoon gaan zitten en maar wachten tot je als laatste
overblijft en daar heb je geduld voor nodig.

‘Zonde van de tijd’ denk ik als ik die mannen en vrouwen
op zo’n paal zie zitten, in weer en wind, paal naast paal.

Even gewoon zitten niksen is geen slecht idee, diep ademhalen
gedachtes laten dwarrelen en weer laten neerdalen.

Nieuwe ideeën die dan opborrelen en daar wil je dan mee
aan de gang gaan. Maar als paalzitter kan dat niet.

Veel mensen zijn symbolische paalzitters, vast op één plek, niet
nieuwsgierig naar een nieuwe plek of verruiming van hun horizon.

En al ben ik niet meer zo beweeglijk, een paalzitter ben ik niet gelukkig.

tjokvolle stilte

Een tjokvolle stille.

Die kan soms vallen als er iets belangrijks of schokkends gezegd is dat invloed kan hebben op de toehoorders. Ieders gedachten buitelen rond de zojuist gesproken woorden. Paniek, afgrijzen, angst, verbijstering.
Ieder is in gedachten verzonken tijdens een tjokvolle stilte. Durft de ander bijna niet aan te kijken, wil de gevoelens niet delen want wie weet hoe de ander hem/haar daarom zal veroordelen.
Een tjokvolle is dus, volgens mij, een drukkende stilte die soms opengebroken kan worden door een simpel ‘tja’.
Mogelijk begint er dan iemand te praten, voorzichtig, om een ander sfeer te krijgen, minder ongemakkelijk.
Maar bij ieder blijft het knagen en mogelijk komt niemand meer op dat moment op de uitgesproken woorden terug.

citaat

Dit citaat kwam ik in een oud tijdschrift tegen, knipte het uit maar vergat erbij te schrijven uit welk tijdschrift het was. Ik denk uit Flow.

ow.

Verder kijken »